Burgwerd Johanneskerk de Evangelist
Het ORGEL |Jaargang 108 |(2012) |Nummer 5Burgwerd Johanneskerk de Evangelist [Orgelbouwnieuws uit Het Orgel 2012/05] |
De kerk van Burgwerd stamt waarschijnlijk uit de dertiende eeuw. In de zeventiende eeuw is de kerk geheel ommetseld en voorzien van grotere vensters. Kenmerkend is de gesloten, rechtopgaande toren.
Het orgel in deze kerk bevindt zich aan de westzijde, de torenkant, van de kerk en is tussen 1735-1736 gemaakt door Johann Michael Schwartzburg uit Leeuwarden. De orgelbouwer Johann Michaëll Schwartzburg werd geboren in Thüringen en kwam naar Nederland om daar Christian Müller behulpzaam te zijn bij de bouw van het orgel van de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden (1724-1727).
Foto: Ad Fahner
Müller keerde na de voltooiing van dit orgel terug naar Amsterdam, Schwartzburg bleef in Leeuwarden. In de volgende twintig jaar (hij overleed in 1748) bouwde hij in Friesland vijf nieuwe orgels, waarvan er nog vier bestaan; in volgorde van ontstaan: Wolvega, Burgwerd, Leeuwarden Waalse Kerk en Morra.
Het instrument in Burgwerd is geschonken door Klaas Grons, een twintigjarige student van wie de ouders begraven liggen in het middenpad in de kerk, onder het orgel. Klaas Grons zou het instrument op zijn sterfbed, in 1734, aan de kerk gelegateerd hebben. Een tekstbord in het midden van de balustrade vóór het orgel getuigt hiervan:
De begeerte, van Klaas Grons, om dit Orgel te stichten wierdt
Door zijne moeder Ittje Buwalda, in’t jaar 1735 volbragt
Anno 1714
klaas grons, die eed’le mensch is in dit jaar geboren
diens wil was in zijn tijd, dat men voor tempelkooren
dit speeltuig stichten zou, waarmee de zang zich paard;
hij stierf helaas zo vroeg, slechts twintig maal verjaard.
de moeder, die deez’ zoon met rechte liefd vereerde
volbragt, met ware vreugd, het geen haar zoon begeerde.
god geef, dat dit geschenk dan lang dien lof verwekt,
die aan den gever dank, en god tot eer verstrekt.
Het instrument wordt op 24 juni 1736 in gebruik genomen en gekeurd door Rynoldus Popma van Oevering uit Leeuwarden. Volgens de achttiende-eeuwse dispositieverzameling van N.A. Knock had het orgel tien stemmen en luidde de Schwartzburg-dispositie als volgt:
Manuaal (C-c3): Prestant 8’, Prestant 8’ D, Holpijp 8’, Octaaf 4’, Quint 3’, Octaaf 2’, Quintfluit 1½’, Mixtuur, Cornet , Trompet.
Register Sleutel, Afsluiting, Windlossing, Tremulant, Drie blaasbalgen.
De negentiende-eeuwse dispositieverzameling van G.H. Broekhuyzen vermeldt niet alleen een andere dispositie, namelijk een ‘Sexqualter’ in plaats van de Quintfluit, maar geeft ook als opbouw van de Mixtuur: 4-5-6 st. (G.H. Broekhuyzen, Orgelbeschrijvingen, B45).
Vanaf de oplevering tot 1748 heeft orgelmaker Schwartzburg het instrument in onderhoud. Hij heeft het orgel jaarlijks gestemd en in 1743 schoongemaakt. Schwartzburg heeft het orgel onderhouden tot aan zijn dood.
In de negentiende eeuw werd het instrument onregelmatig onderhouden, waardoor het in verval raakte en er grote reparaties nodig waren om het weer bespeelbaar te maken. Orgelmakers L.J. en J. van Dam uit Leeuwarden voerden in 1822 herstelwerkzaamheden zoals te lezen is op een tekstbord onder het hoofdgestel:
‘Dit orgel is in het jaar 1735 gemaakt door den orgelmaker
M. Schweartzburg is met eenige vernieuwing uitgestrekt gerepareerd,
door de orgelmakers L. en J. van Dam in den Jare 1822, onder
het bestuur der Kerkvoogden, J.J. Buwalda en R.P. Bijlsma.’
Deze werkzaamheden werden uitgevoerd voor ƒ 570, waarbij de Mixtuur plaatsmaakte voor een Fluit 4’. Het orgel wordt opnieuw beschilderd en beletterd door dhr. J. Bos.
Vanaf 1862 had orgelmaker W. Hardorff uit Leeuwarden het instrument in onderhoud; hij voerde in dat jaar werkzaamheden uit aan de blaasbalgen.
In 1877 ging het onderhoud over op orgelmaker E.S. Ypma uit Bolsward. Hij voerde onderhoudswerkzaamheden uit, maar het is niet bekend welke.
Fa. Bakker & Timmenga was vanaf 1905 verantwoordelijk voor het onderhoud, zoals blijkt uit een prijsopgave voor een onderhoudsbeurt.
Het jaar daarop werden de blaasbalgen gerepareerd, evenals in 1911.
Toen de firma Bakker & Timmenga in 1918 herstelwerkzaamheden uitvoerde, werd ook een nieuwe magazijnbalg geplaatst ter vervanging van de drie spaanbalgen. De firma repareerde in 1932 het pedaalklavier.
In 1948 is het orgel ingrijpend gerestaureerd en uitgebreid. Hierbij stonden de werkzaamheden onder toezicht en leiding van F. Riemersma, organist in Ferwerd en veelvuldig werkzaam als orgeladviseur.
Orgelmakerij Reil uit Heerde voerde deze opdracht uit. Het instrument werd uitgebreid met een tweede manuaal (nevenwerk) en een zelfstandig pedaal. Voor deze uitbreidingen had Riemersma bepaald dat het nevenwerk zes registers kreeg en het pedaal twee. De manuaalomvang werd uitgebreid tot f3. Het bestaande manuaal werd verwijderd en vervangen door twee nieuwe manualen. Tevens werden de toets- en registertractuur nieuw geconstrueerd, hetgeen mede noodzakelijk was door de gewijzigde plaatsing van de registers.
De Prestant 8’D verloor zijn zelfstandigheid en ging deel uitmaken van de doorlopende Prestant 8’, waardoor er een Prestant 8’ discant dubbel ontstond. Er werd een nieuwe Mixtuur gemaakt, waarvan de Quintfluit 1½ deel ging uitmaken; de deling bas-discant werd opgeheven.
Ook de Trompet 8’ verloor zijn halvering en werd één register.
Tevens werd het gehele pijpwerk schoongemaakt, en waar nodig opnieuw gesoldeerd en uitgedeukt. Het pijpwerk van het front werd met zilverbrons bestoven, de labia werden bewerkt met goudbrons.
De windlade werd opgeschaafd en vernist; de ventielen en sleepbanen werden opnieuw beleerd. De windlade van het Hoofdwerk werd enigszins verplaatst, zodat het nieuw te maken pijpwerk voor de klavieruitbreiding op een kleine aanvullingslade kwam te staan tussen de hoofdwerklade en de lessenaar.
De dispositie in 1948 luidde:
Hoofdwerk (C-f3) | Nevenwerk (C-f3) | Pedaal (C-f1) |
Prestant 8’ Dd | Prestant 4’ | Subbas 16’ |
Holpijp 8’ | Quintadena 8’ | Octaafbas 8’ |
Octaaf 4’ | Roerfluit 4’ | |
Fluit 4’ | Nachthoorn 2’ | |
Octaaf 2’ | Ruispijp 2 st. | |
Mixtuur 2-3 st. | Kromhoorn 8’ | |
Cornet 3 st. | ||
Trompet 8’ |
Koppelingen: Ped-I, Ped-II, I-II
Samenstelling MixtuurC 11/3 1 C 2 11/3 c1 22/3 2 11/3 c2 4 22/3 11/3
Samenstelling RuispijpC 2 11/3 doorlopend tot f3
In 1997 worden de eerste stappen gezet om het instrument te restaureren.
De kerkenraad benoemt Jan Jongepier als adviseur. Deze schrijft in dat jaar een uitgebreid rapport, waarin hij concludeert dat de uit te voeren restauratie dringend noodzakelijk is. Hij stelt voor om de situatie van 1736 te handhaven en de uitbreiding van 1948 weg te nemen.
Uit het besluit van zijn conclusie in het restauratierapport is mogelijk af te leiden dat Jongepier er rekening mee hield dat kerkenraad en organist(en) negatief zouden reageren op zijn plan:
‘Restauratie van het orgel van 1736 zal naar verwachting echter een prachtig, levendig en muzikaal instrument opleveren. En wat de literatuur betreft: inmiddels is er zóveel muziek uitgegeven die op een eenklaviers orgel gespeeld kan worden, dat een organist zich hiermee een volledige ambtsperiode bezig kan houden!’
Het zal echter nog dertien jaren duren voordat een start gemaakt wordt met het daadwerkelijk restaureren.
In 2010 verkeerde het instrument in deplorabele toestand: het functioneerde nauwelijks nog.
Drie jaren eerder volgde Theo Jellema Jongepier op als adviseur. De meest recente restauratie werd uitgevoerd door Flentrop Orgelbouw BV uit Zaandam.
Tijdens deze restauratie is het rapport gehandhaafd dat Jongepier schreef in 1997 met als uitgangspunt de situatie van Schwartzburg en handhaving van de magazijnbalg uit 1918.
Doordat de orgelkast in de voorgaande restauraties en onderhoudsbeurten nogal drastische veranderingen had ondergaan, werd besloten het orgel van Morra, een Schwartzburg-orgel waar nog veel van de orgelkast nog in oorspronkelijke staat verkeert, als voorbeeld te nemen voor de aan te vullen onderdelen van het hout- en snijwerk.
Zo zijn de luiken/panelen van de achterwand vernieuwd, de registergaten van 1948 opgevuld, en is het houtwerk van de lessenaar aangevuld.
Daarnaast is er een nieuw paneel geplaatst onder de middentoren.
Voor het nieuwe manuaal heeft het orgel van de Waalse Kerk in Leeuwarden als voorbeeld gediend. De bakstukken zijn gemaakt naar het voorbeeld van het Müller-orgel van Beverwijk, zoals ook bij de recente restauratie van het Leeuwarder Schwartzburg-orgel is gebeurd, omdat er geen originele Schwartzburg-bakstukken meer bestaan. Als voorbeeld voor de belettering dienden enige letter-resten op de orgelkast.
De originele windlade bleek in extreem slechte toestand te verkeren.
Deze is daarom geheel gedemonteerd, gerestaureerd en daarna opnieuw gemonteerd. De windlade, in 1948 enigszins verplaatst, rust nu op nieuwe liggers op de oorspronkelijke plaats. Er is een nieuwe kanalisering aangebracht, evenals een nieuwe motor in nieuwe dempkist.
Ook de windlosser en tremulant zijn vernieuwd.
Na zorgvuldige oriëntatie op Schwartzburg-voorbeelden is de mechaniek nieuw aangelegd, hetgeen noodzakelijk was door de ingrepen van 1948. Het oorspronkelijke wellenbord met nokken en walsen is hierbij behouden.
Het pijpwerk van Schwartzburg is respectvol behandeld door de orgelmakers die in de voorgaande eeuwen aan dit instrument gewerkt hebben.
De negentiende-eeuwse steminrichtingen, aanwezig bij een aantal frontpijpen, zijn weggenomen.
Hierna kon ook de originele toonhoogte vastgesteld en hersteld worden. Er is een nieuwe Mixtuur gemaakt, met deling in bas-discant.
De in de Reil-mixtuur teruggevonden pijpen van de Quintfluit 1½’ wezen uit dat dit register van h1-c3 als 22/3’ geklonken had. Deze situatie is hersteld.
De Trompet is opnieuw gehalveerd conform de oorspronkelijke situatie.
Het orgel is op vrijdag 1 juli 2011 in gebruik genomen. Hierbij was de restauratie van het schilderwerk nog niet afgerond. In de winter van dat jaar is ook dat aspect voltooid.
Dispositie:
Manuaal | (C-c3) |
Prestant 8’ | 1736; frontpijpen met rond-gewreven labia, geen baarden |
Prestant D 8’ | 1736 |
Holpijp 8’ | 1736; metaal, gedekt, baarden |
Octaaf 4’ | 1736 |
Quint 3’ | 1736 |
Octaaf 2’ | 1736 |
Quint Fluit 1 ½ | 1736; C-b1 11/3, h1- c3 2²/3 |
Cornet D 3 sterk | 1736; openfluit-mensuurc1 4 2²/3 13/5 |
Mixtuur B/D 3 – 4 st. | samenstelling:C 11/3 1 ²/3 C 2 11/3 1 c1 2²/3 2 11/3 1 c2 4 2²/3 2 11/3 |
Trompet B/D 8’ | 1736; grenen stevels, eiken koppen, metalen bekers (wijd in Discant); in Bas loodbeleg enbelering |
Pedaal (C-d1)
aangehangen
Werktuiglijke registers
Tremulant
Windlosser
Magazijnbalg met schepbalgen
toonhoogte: a1 = 435 Hz bij 20° C
winddruk: 62 mm Wk
stemming: Vallotti
HENK DE VRIES
Bronnen:
- Rapport en mededelingen Theo Jellema;
- Rapport Jan Jongepier;
- Het Historische Orgel deel 1479-1725 (Amsterdam 1997) 86-88.