xDiessen, r.-k. parochiekerk H. Willibrordus
Het ORGEL | Jaargang 108 | (2012) | Nummer 4
Diessen, r.-k. parochiekerk H. Willibrordus [Orgelbouwnieuws uit Het Orgel 2012/04] |
Foto’s: Cees van der Poel
Bernard Petrus van Hirtum (1792–1875) maakte in 1859 een orgel voor de Willibrorduskerk van Diessen, voor zover bekend het laatste in zijn oeuvre. Al in 1856 was er contact tussen hem en pastoor Boeren. Uitgangspunt was een niet uitgevoerd contract voor een orgel in de kapel van het seminarie in het naburige Haaren. Na toestemming van de bisschop tekenden de parochie en Van Hirtum op 1 oktober 1856 een contract, de aanneemsom bedroeg 3.300 gulden. Het contract vermeldde onder meer de maten voor kas en drie spaanbalgen in de eRijnlandsche maatf van e12 duijm in een voetf. Interessant is de mededeling dat de winddruk e33 gradenf wind zou bedragen. Uit latere aantekeningen op het contract blijkt dat de werkzaamheden in het voorjaar van 1860 werden afgerond.
Uit de periode na 1860 is er niet veel over de verdere lotgevallen van het orgel bekend. Vooralsnog wordt aangenomen dat het orgel omstreeks 1880 werd gewijzigd door A. Vingerhoets, die de orgelmakerij van Van Hirtum na diens overlijden voortzette. Bij die gelegenheid zou de toonhoogte zijn verhoogd, zouden kernsteken zijn aangebracht en zou de dispositie zijn gewijzigd.
Uit aantekeningen in het parochiearchief zou men kunnen afleiden dat de firma Gebr. Franssen uit Roermond in 1903 een tweetal strijkende registers op het Positief plaatste.
In 1934 diende het kerkbestuur bij de gemeente Diessen een verzoek in voor het aanpassen van het portaal en de toegang tot de kerk. De houten scheidingswand tussen toren en schip werd vervangen in steen met een doorgang naar het orgelbalkon. In de toren bracht men langs de nieuwe muur een balkon aan en maakte dat bereikbaar door een doorgang te hakken vanuit de bestaande wenteltrap in de torenmuur; voordien was het orgel alleen te bereiken via een opgang in de kerk zelf.
Uit de opname van de dispositie van voor de werkzaamheden uit 1937 blijkt dat de Octaaf 2’ en Cornet van het Positief waren vervangen door een Salicionaal 8’ en een Voix Celeste 8’. In 1937 verplaatste men het orgel vanuit de balustrade naar achteren. Daarbij gingen belangrijke delen van de kas (waaronder de achterwand) verloren. De claviatuur verhuisde van de achterzijde naar de voorzijde van het orgel. Met het oog daarop werd het front van het Positief omhooggebracht en gewijzigd.
Deze ingrepen impliceerden ingrijpende wijzigingen in de mechanieken.
Verder vervaardigde men voor het Positief nieuwe windladen voor bas en discant met pneumatische tractuur en verving men de drie spaanbalgen door een magazijnbalg. Op het Hoofdwerk ruimde de Trompet 8′ het veld voor een achttiende-eeuws exemplaar. Het groot octaaf van de Viola di Gamba 8′ verdween; dit register was vanaf dat moment van C-H gecombineerd met de Holpijp 8′. Op het Positief verviel de Fluit travers D 8′ en stelde men de frontpijpen buiten werking.
De windmotor kreeg een plaats op het nieuwe balkon in de toren.
In 1976 volgde een algehele restauratie. Daarbij werd de vermeende oorspronkelijke toestand hersteld. Het orgel kwam weer in de balustrade te staan en men bracht kas en front aan de hand van de oorspronkelijke ontwerptekening in de oude toestand terug. De claviatuur keerde terug naar de achterzijde en er kwam een nieuwe mechanisch bediende sleeplade voor het Positief. Kennelijk was men niet bekend met de oorspronkelijke dispositie van het orgel. In plaats van de oorspronkelijke Cornet D III kwamen er op het Positief een Quint B 11..f en een Sesquialter D 2 st., naar analogie van het orgel van Van Hirtum in Hilvarenbeek. Alle oude pijpwerk keerde naar zijn oorspronkelijke plaats terug en de toonhoogte werd verlaagd tot 415 Hertz voor a1.
De achttiende-eeuwse Trompet bleef gehandhaafd, net als de niet originele windvoorziening uit 1937. Nadat in 1977 de oorspronkelijke dispositie van het orgel werd gepubliceerd, wijzigde men de Quint B 11..f en Sesquialter alsnog in een Cornet D III. Daarvoor werd aan de Sesquialter een tweevoets koor toegevoegd. De bekers van de Trompet 8′ werden (verder) verlengd.
In 2007 kwam er een eerste plan voor groot onderhoud; het orgel was in de loop der jaren vervuild geraakt en veel pijpen kwamen niet of slecht tot spreken. Belangrijke punten waren ook reconstructie van de oorspronkelijke windvoorziening, het vervaardigen van een nieuwe, in mensuur en factuur passende Cornet, en onderzoek naar de toonhoogte van het orgel. In 2010 bleek dat het orgel grote droogteschade had opgelopen ten gevolge van problemen met het nieuwe verwarmingssysteem van de kerk. Daarom waren er meer werkzaamheden nodig dan aanvankelijk voorzien. De parochie verleende orgelmaker Hans van Rossum uit Wijk en Aalburg opdracht voor restauratie van het orgel. Roger van Dijk trad op als adviseur namens de KKOR. De werkzaamheden vonden plaats in 2011. De feestelijke ingebruikneming was op 27 november 2011.
Van Rossum maakte een nieuwe balgstoel met drie enkelvouwige spaanbalgen, volgens de maatvoering bekend uit het contract met Van Hirtum en gegevens uit de Kronyk of gedenkenis van Nicolaas van Hirtum. De balgstoel kreeg een plaats achter het orgel in de kerk, daar waar hij in 1859 ook stond volgens overlevering en gegevens uit het parochiearchief. Doordat in 1976 bij de terugplaatsing van de kas en het herstel van het orgelbalkon niet exact de maatvoering werd gereconstrueerd en de deur naar het orgelbalkon bleef, is de calcant vanuit de kerk gezien nu aan de rechterzijde geplaatst. Een nieuwe windmotor is opgesteld op het orgelbalkon. Verder kwamen er nieuwe kanalen, die vanuit de balgen naar de windladen toe enigszins vernauwen.
In 1976 werd de constructie van de onderkas aan de frontzijde niet geheel hersteld. Daardoor ontstond een forse verzakking, die doorzette naar de liggers van de hoofdwerkladen, die op hun beurt doorbogen.
De verbindingsregel waarop de stijlen van de hoofdwerkkas rusten is opgekrikt en met een ijzeren stang aan de balken van het balkon vastgemaakt.
De ladeliggers zijn zoveel mogelijk in hun oorspronkelijke positie gebracht en uitgevlakt met spieen. Veranderde aansluitingen als gevolg van de enorme droogteschade en het omhoogbrengen van het middendeel van het front zijn hersteld.
De windladen van het Hoofdwerk zijn geheel gedemonteerd, inclusief scheien en raamwerk, en opnieuw in elkaar gelijmd met warme beenderlijm en daarna gevlakt en voorzien van nieuw leer. De slepen en dammen zijn waar mogelijk hersteld. Bij de slepen zijn de in 1976 in de bas veranderde boringen teruggebracht naar de oorspronkelijke maatvoering. De pulpetenplank is hersteld en er zijn nieuw pulpeten aangebracht. De houten pijpen van Bourdon en Holpijp zijn op hun oorspronkelijke plaatsen gezet.
De lade van het Positief is gedemonteerd tot raamwerk en scheien en plaat; besloten werd de plaat te handhaven. De pulpetenplank is aangepast in stijl van Van Hirtum, pulpeten en draadwerk zijn vernieuwd.
De ventielen zijn gevlakt en opnieuw beleerd; de ventielveren zijn integraal vervangen. In de bas van de Holpijp zijn de boringen in lade, sleep en stok teruggebracht naar verhoudingen zoals bij het Hoofdwerk. De pijpen van het groot octaaf zijn geordend op de lade zoals dat bij Van Hirtum is geweest.
Kromgetrokken toetsen zijn gericht. In de toetsmechaniek zijn lederen moeren en waar nodig draadwerk vervangen en alle draaipunten gecontroleerd. Verder werden nog enkele kleine wijzigingen in het werk van 1976 doorgevoerd.
Onderzoek aan de frontpijpen toonde aan dat de toonhoogte van het orgel oorspronkelijk lager was dan de in 1976 aangehouden 415 Hertz.
Eerder werd bij de klankrestauratie van het orgel in Hilvarenbeek een stemtoon van 390 Hertz (bij 18°C) teruggevonden. Bovendien schreef de negentiende-eeuwse orgelchroniqueur Edouard Gregoir over de orgels van B.P van Hirtum: ‘Tous ces instruments sont un ton plus bas que le ton d’orchestre.’
Het feit dat Gregoir dit expliciet noemt lijkt erop te wijzen dat het inderdaad een hele toon betrof. Als Gregoir daarbij is uitgegaan van de Parijse orkesttoon, zou dat betekenen een toon onder 435 Hertz.
Het pijpwerk is dienovereenkomstig gerestaureerd en verlengd. Voor het Positief maakte Van Rossum een nieuwe Cornet naar factuur en mensuur van het gelijknamige register in Hilvarenbeek. Bij het houten pijpwerk zijn de eerder toegepaste spijkers verwijderd en alle naden en scheuren gelijmd. Het groot octaaf van de Viola di Gamba is verlengd.
Bij verschillende tonen zijn de opsneden verlaagd. Tijdens de intonatie zijn de voetopeningen gebracht naar de maten zoals in Hilvarenbeek aangetroffen en, voor zover mogelijk, kernsteken uitgewreven. Bij de Trompet zijn in het groot octaaf de kistjes en koppen gereconstrueerd.
De maatvoering hiervoor is teruggevonden bij de stok en de pijpenplank.
De oude metalen koppen en stevels zijn bewaard bij het instrument. Zowel de opbouw van de kas als de dispositie en toonhoogte van het orgel geven een klassieker beeld dan in het midden van de negentiende eeuw gangbaar was. Het is daarom aannemelijk dat het orgel oorspronkelijk een niet-gelijkzwevende stemming heeft gehad. Gekozen is voor de stemming naar Vallotti.
Hoofdwerk (II, C–f³) | Positief (I, C–f³) | Pedaal (C-f) |
Bourdon 16’ (1859) | Holpyp 8’ (1859) | Aangehangen |
Praestant 8’ (1859) | Fluit travers D 8’ (1976) | |
Holpyp 8’ (1859) | Praestant 4’ (1859) | |
Viola di Gamba 8’ (1859/1976) | Fluit 4’ (1859) | |
Octaaf 4’ (1859/1976) | Octaaf 2’ (1859) | |
Fluit 4’ (1859) | Waltfluit 2’ (1859) | |
Quint fluit 3’ (1976) | Cornet D 3 st. (2011) | |
Super-octaaf 2’ (1859) | ||
Mixtuur 3 st. (1859) | ||
Trompet 8’ (B/D XVIII/2011) |
Werktuiglijke registers
Ventiel
Manuaalkoppel
toonhoogte: a¹= 398 Hz bij 22°C
winddruk: 63 mm Wk
stemming: naar Vallotti
CEES VAN DER POEL
Bron:
Rogér van Dijk/Hans van Rossum, Verantwoording werkzaamhedenaan het orgel gebouwd door B.P. van Hirtum in 1859 staande inde Sint Willibrordus-kerk te Diessen (De Bilt/Aalburg november 2011)(niet gepubliceerd).