Orgelbouwnieuws
Baflo Laurentiuskerk [Orgelbouwnieuws uit Het Orgel 2011/05] |
Vanaf de zestiende eeuw is er sprake van een orgel in de Laurentiuskerk
van Baflo. Dit orgel is helaas verdwenen in de zeventiende eeuw.
Orgelmaker Roelf Meijer uit Veendam bouwde in 1876 het huidige
orgel in deze kerk. Er werd een inwijdingsbericht gepubliceerd in het
hervormde tijdschrift Stemmen voor Waarheid en Vrede, waarin staat:
‘BAFLO, 10 dec. Heden werd alhier ingewijd een mooi en zeer welluidend
orgel vervaardigd in de fabriek van den Heer Meijer te Veendam.
Predikant A.T.H. Blaauw hield een toespraak naar aanleiding van Ps.
L*XIV:2….’. Het instrument kreeg twee manualen, een aangehangen
pedaal en twaalf registers.
Tussen 1877 en 1927 was het instrument bij drie verschillende orgelmakers
in onderhoud, te weten fa. Meijer, W.K. Beukema en J. Doornbos.
In 1928 werd de eerste grotere reparatie aan het instrument uitgevoerd
door Harmannus Thys, voormalig meesterknecht van de fa.
Van Oeckelen, die dan al samenwerkte met de fa. Spiering te Dordrecht,
Hendrik Vegter uit Usquert repareerde het instrument in
1938, waarbij de oorspronkelijke claviatuur van Meijer vervangen
werd door nieuw materiaal van Laukhuff. De Woudfluit 2’ van het
Bovenwerk werd vervangen door een Vox céleste 8’ van Laukhuff.
Verder repareerde Vegter de windladen, mechanieken en enkele delen van het
pijpwerk. Het instrument werd geschilderd in imitatie eiken.
De pilaren onder het orgel werden in plaats van marmer wit, egaal wit
geschilderd.
Op vijf oktober 1947 ontstond er kortsluiting in de verlichting van
de preekstoel waardoor deze verbrandde. Hierdoor raakte het gehele
interieur bedekt met roet. Vegter gaf het orgel in 1948 een grote
schoonmaakbeurt.
Van 1957 tot 1978 had Arie J. Opten uit Groningen het orgel in onderhoud.
Toch ging het instrument langzamerhand in conditie achteruit
en raakte het uiteindelijk in 1979 geheel onbespeelbaar. Twee particulieren
maakten het instrument in dat jaar schoon. Daarnaast werden
er enkele houten pijpen verlijmd en werd er een nieuwe ventilator
naast het orgel gesitueerd in plaats van op de kerkzolder. De feestelijke
heringebruikneming vond plaats met een concert door organist Piet
Wiersma.
In de jaren die volgden werd het kerkgebouw gerestaureerd. Voorafgaand
aan deze kerkrestauratie is het orgel gedemonteerd door Mense
Ruiter Orgelbouw uit Zuidwolde (GR), die het vervolgens in 1985,
na de voltooiing van de kerkrestauratie, weer opbouwde. Sindsdien
heeft Mense Ruiter het orgel in onderhoud.
Toen Stef Tuinstra in 1995 aangesteld werd als adviseur, kwam er een
restauratieplan. Het zou uiteindelijk nog tot 2010 duren voordat het
instrument weer in volle glorie zou klinken. Mense Ruiter Orgelbouw
voerde in dat jaar een restauratie uit, waarbij de oorspronkelijke situatie
het uitgangspunt vormde.
Wim Diepenhorst trad op als adviseur namens de Rijksdienst voor
het Cultureel Erfgoed. De gebroeders Leo en Gerard Boer uit Wildervank
voerden een kleurenonderzoek uit met betrekking tot het
schilderwerk. De restauratie van het schilderwerk werd uitgevoerd
worden door Jan Martens te Zuidwolde. De registeropschriften zijn
gerestaureerd door Helmer Hut uit Beerta. Houtsnijder Tico Top uit
Kruisweg herstelde het snijwerk. De vernieuwing van het elektrawerk
is uitgevoerd door de fa. Bolhuis te Baflo. De algehele leiding gedurende
de restauratie was in handen van orgelmakerij Mense Ruiter.
Deze restaureerde de balgen, windkanalen en het houten pijpwerk.
Tevens intoneerde deze al het pijpwerk. Verder was Mense Ruiter verantwoordelijk
voor alle besluitvorming.
Uitbestedingen zijn gedaan aan Orgelmakerij Van der Putten uit Finsterwolde;
Van der Putten is verantwoordelijk voor het demonteren,
de restauratie van de windladen en de mechanieken, het vervaardigen
van nieuwe klavieren en de montage.
De orgelkas is gerepareerd en krimpnaden zijn hersteld. De historische
balgenkist, die ooit gesitueerd was achter het orgel, was niet
meer aanwezig. Deze is gereconstrueerd. Het snijwerk is gerestaureerd,
waarbij verdwenen delen werden bijgemaakt. De claviatuur is
gereconstrueerd met behoud van het materiaal uit 1938. Hiervoor
werd het Meijer-orgel uit Scheemda als voorbeeld genomen: esdoorngefineerde
bakstukken en rechte toetsfrontons. Het celluloid van de
ondertoetsen is vervangen door been.
Het gehele pijpwerk is schoongemaakt en waar nodig hersteld. Het
front is gepoetst en de labia hiervan zijn opnieuw verguld. Het houten
pijpwerk werd opnieuw verlijmd en moest deels uit oud hout worden
bijgemaakt. De oude pijpen zaten vol spijkers en waren daardoor
ernstig beschadigd. Ook de vele beschadigingen van het metalen pijpwerk
zijn hersteld. De Woudfluit 2’van het Bovenwerk is gereconstrueerd
en vervangt de Céleste 8’. De metalen pijpen zijn tot bijna de
hoogst klinkende pijpjes aan toe voorzien van expressions met stemkrullen.
De allerkleinste zijn op lengte afgesneden. Het houten pijpwerk
is van eiken. Al het pijpwerk is origineel van 1876, behalve de
Woudfluit 2’; deze is nieuw bijgemaakt in de stijl van Meijer op basis
van de Woudfluit te Scheemda en het aanwezige mensuursysteem in
het Bafloër orgel.
Het instrument is op vrijdag 4 maart officieel in gebruik genomen,
waarbij adviseur Stef Tuinstra het orgel bespeeld heeft. Jan Veldkamp
van Mense Ruiter Orgelmakers gaf een toelichting bij de restauratie.
Dispositie:
Hoofdmanuaal | (C-e3) |
Prestant 8’ | frontpijpen met rond-opgeworpen labia, geen baarden; C-d1 in het front: torens en onderste tussenvelden; dis2-e3 op de lade; bovenste tussenvelden stom |
Bourdon 16’ | eiken, gedekt, C-f achter front, afgevoerd; fis-dis2 op de lade, eiken (9 pijpen van beuken); e2-e3 metaal |
Roerfluit 8’ | C - h eiken, rest metaal; geheel met baarden; vrij enge en lange roeren (e3 geen roer) |
Octaaf 4’ | metaal; geen baarden |
Fluit 4’ | metaal, gedekt, voorzien van baarden; vanaf c2 open, conisch |
Quint 3’ | metaal,geheel met expressions; geen baarden |
Octaaf 2’ | metaal,geheel met expressions; geen baarden |
Gereserveerde plaats t.b.v. een Trompet 8’ | |
Bovenwerk | (C-e3) |
Holpijp 8’ | C-a1 eiken, rest metaal; metalen pijpwerk 1 toon verschoven: Ais1 = c1; voorzien van baarden; b2 en h2 oude pijpen, mogelijk van Hinsz |
Viola di gamba 8’ | C-H transmissie Holpijp 8’, rest metaal; vanaf c1 een toon verschoven |
Salicet 4’ | metaal, open, geen baarden; vanaf c1 een toon verschoven; bas met stemkrullen, discant met expressions |
Fluit amour 4’ | metaal, conisch, open; geen expressions |
Woudfluit 2’ | 2011 |
Pedaal | (C-g) |
Aangehangen |

Werktuiglijke registers
Koppel I-II
Tremulant gehele orgel, pneumatisch
Nihil
Dubbele magazijnbalg met scharen, schepbalgen en
handpompinstallatie in balgkast achter het orgel
Toonhoogte a1 = 439 Hz bij 18o C
Stemming evenredig zwevend
Winddruk 68 mm Wk
HENK DE VRIES (Van hem zijn ook de foto's)
Met dank aan koster Jan Bregman voor de gastvrijheid